Maandag 11 oktober 2021 

Sprekers: 

JanDouwe van der Ploeg 

Bas Eickhout 

Laura Bromet 

Verslag: 

De eerste spreker van de avond was JanDouwe van der Ploeg. We hadden hem gevraagd om  terug te blikken op de ontwikkeling van de Europese en Nederlandse landbouwpolitiek vanaf de  jaren 50.  

Hij schetste hoe we gekomen zijn waar we nu staan, met de druk vanuit grote financiers en als  gevolg daarvan steeds grotere boeren ondernemingen die ook steeds meer schade toebrengen aan  de natuur. 

Vanaf de jaren 60 krijgt het zogenaamde modernisatieproject in de landbouw handen en voeten:  zo veel mogelijk produceren en overschotten produceren voor de export. Dit valt samen met de  opbouw van de Europese Gemeenschap en Nederland wil hierin een leidende rol spelen. 

Agro-industrie, banken, Ministerie van Landbouw, kennisinstellingen scharen zich allemaal achter  dit doel: doorgaande groei en het saneren van de sector. Kleine en middelgrote bedrijven vallen  uit. Dit idee wordt geïnternaliseerd in de sector zelf. Boeren gaan denken dat ze verwikkeld zijn in  een slag om de toekomst waar slechts enkelen kunnen winnen. Er ontstaat een meedogenloze race  voorwaarts waarbij slechts enkelen kunnen overleven. 

Totaal van 135 miljard aan schuldenlast bij de banken noopt tot steeds verdergaande groei. Dit project van doorgaande groei gaat steeds scherper botsen met een aantal ecologische en  maatschappelijke grenzen: biodiversiteit, landschappen worden verstoord, problemen met  voedselveiligheid, dierenwelzijn, volksgezondheid, leefbaarheid van het platteland, kracht van  plattelandseconomie uitgehold. 

Al met al ontstaat een beleid dat probeert de landbouw enigszins te disciplineren om niet te ver  over deze grenzen heen te schieten, maar dat voortdurend wordt gekritiseerd, zo niet gesaboteerd  vanuit de landbouw sector. Zo ontstaat een situatie van onzekerheid en onduidelijkheid. Boeren  gebruiken dit om alvast een voorschot te nemen op wat ze willen bereiken om zo speelruimte te  creëren. 

Het landbouwbeleid is krakkemikkig. Men probeert van alles, maar het wordt voortdurend  gesaboteerd. Men schrijft mestinjectie voor, maar kan niet controleren of dit ook wordt gedaan. Dit  is een symbool voor de krakkemikkigheid van het beleid. 

Daarnaast is er een groep boeren die continu de grenzen en randen van het beleid opzoeken en  daar ook mee wegkomen. Men komt ermee weg want er wordt veel gedoogd. Hiermee ontstaat een situatie die Sicco Mansholt destijds al omschreef als georganiseerde  onverantwoordelijkheid. Het gaat totaal mis, maar niemand is verantwoordelijk. De situatie is  steeds meer onhanteerbaar. 

Dit baart een nog groter gevaar, dat van het agrarisch populisme van Farmers Defence Force en  andere rechts-radicale organisaties. Kern van hun betoog is dat aan de landbouwbeoefening zelf  helemaal niets schort. De grote bedrijven mogen niet gecorrigeerd worden want dit is de weg  vooruit. Er is een sterke onwil om te veranderen. Dat wat er mis is ligt bij anderen.  Om de situatie nog erger te maken heeft een groeiend deel van de boeren een andere koers  gezocht. Ze hebben duurzaamheid zo goed en zo kwaad als het gaat in praktijk gebracht, maar ze  worden genegeerd door het Ministerie en totaal niet geholpen. LNG is niet in staat om coalities aan  te gaan met vernieuwers in de boerenwereld. 

Zo hebben we een situatie die knap beroerd is en waarin de hefboom voor veranderingen  nauwelijks te vinden is. 

We hebben een economische deelsector gebaard die haaks staat op ecologische en  maatschappelijke grenzen en die daarmee inmiddels de maatschappij als geheel gijzelt. 

We hebben ruimte voor twee vragen aan JanDouwe. De eerste komt van Chris Peeters. Wat vindt  JanDouwe van de halvering van de veestapel?  

JanDouwe: wellicht kan D66 de halvering van de veestapel binnenhalen, maar dan zit de angel  toch echt in de details. Waar gaan we korten? Is dit een generieke korting, of wordt daar gekort  waar veel te veel vee is, of waar men de afgelopen 10 jaar heel snel is gegroeid. Dan is ook nog de  vraag wie dit gaat betalen? De belastingbetaler of de agro-industrie en de banken die zo hebben  geprofiteerd van de uitbreiding van de veestapel? En een derde vraag is hoe dit georganiseerd kan  worden op zo’n manier dat we niet de welwillende boeren van ons vervreemden. Het is dus wel een  vetrekpunt, maar er moet een verstandig beleid omheen geformuleerd worden. De tweede vraag komt van Casper van der Kooi: wat is de visie op de financiële prikkels om maar  te moeten groeien?  

JanDouwe: de halvering van de veestapel werkt alleen als de schuldenlast van de boeren sterk  wordt gereduceerd. De hoge mate van verschulding is de verborgen motor achter de doorgaande  expansie op bedrijfsniveau die al die problemen met zich meebrengt. We moeten toe naar een  beleid dat bedrijven redimensioneert; een deel moet zo snel mogelijk worden verkocht en de  opbrengsten daarvan kunnen worden aangewend om schulden af te lossen.  

 

De tweede spreker was Bas Eickhout. Hij schetst de stand van zaken van het Europees  landbouwbeleid. Kijkend naar de historie daarvan, dan zitten we eigenlijk opgezadeld met een oud  beleid dat niet meer werkt. Als je het nu opnieuw zou vormgeven, dan zou je helemaal geen twee pijlers nodig hebben. De tweede pijler omvat allerlei sympathieke initiatieven, maar ze zijn  verhoudingsgewijs klein en hebben weinig impact. 

Je zou je eigenlijk moeten afvragen waarom we Europese subsidies verstrekken. Die vraag  beantwoorden zou dan meteen duidelijk maken dat we geen tweede pijler nodig hebben. De zaken  die we willen subsidiëren zouden eigenlijk onderdeel moeten uitmaken van de eerste pijler. We zitten dus in een vast frame waarin we naar veranderingen moeten gaan zoeken. Maar positief  is wel dat de Green Deal ons nu de kans geeft om ook landbouw echt in een nieuwe discussie te  trekken. Maar… dat is ons tot nu toe nog niet gelukt. Dat is dus meteen de uitdaging voor  GroenLinks. Wij ondersteunen de doelstellingen van de Green Deal helemaal. De Green Deal gaat  namelijk verder dan alleen klimaat, maar benoemt ook milieuthema’s. En als je dit serieus neemt,  dan betekent dat een enorme opgave voor de landbouw.  

Landbouw heeft zichzelf alweer in een uitzonderingspositie weten te manoeuvreren; de meeste  staten zeggen dat landbouw pas later aan de orde zal komen. De landbouwsector heeft in Brussel  nog steeds een unieke positie. 

Maar de doelstellingen van de Green Deal gaan ook de landbouw raken - en daarop kan GroenLinks  zich richten. 

Het landbouwbeleid wordt volgende week definitief in het Europees Parlement. De Groenen  stemmen tegen, maar zullen geen meerderheid halen. De Green Deal wordt in het Europees  landbouwbeleid wel genoemd, maar de vergroening wordt ergens apart genoemd en is nogal vrij  omschreven. Frans Timmermans beroept zich op de 30% eco-regelingen die voor vergroening in de  eerste pijler moeten zorgen. Maar hij weet zelf ook wel dat de doelen hiervoor te vaag en te sterk  verwaterd zijn.  

Voorbeeld: in de From Farm to Fork strategie van de Commissie, waarbij ze naar de hele  voedselketen kijken. Hierin worden hele concrete doelen geformuleerd, bv gebruik pesticiden  gehalveerd in 2030. Deze doelen zouden bindend moeten zijn voor de eco-regelingen uit de eerste  pijler, maar dat is helaas niet gebeurd. Dus nu kan je als land allerlei doelen uit de eco-regelingen  halen en de doelen zijn ook nog eens sterk verwaterd. Zo wordt niet gesproken van een halvering  van pesticiden, is het jaartal 2030 eruit gehaald. Ook wordt niet meer gezegd dat men streeft naar  reductie van pesticiden, maar een duurzamer gebruik van pesticiden. Dus als een boer kan  aantonen dat hij een duurzamer gebruik van pesticiden heeft, dan kan hij alsnog aanspraak maken  op het geld van een eco-regeling.  

Hoe is dat zo gelopen? De klassieke lobby-lijnen hebben de eerste aanval van de Green Deal  afgeslagen. Ze hebben handig meebewogen door terminologie vanuit de Green Deal te gebruiken,  maar die onschadelijk te maken. 

Maar niet alles is verloren. Landen moeten nu op basis van de eco-regelingen plannen maken - en  die kunnen landen strenger invullen. Voor het NL kabinet is dit een kans om de stikstofcrisis aan te  pakken. Uiteraard zal LTO hierop tegengas geven - zij zijn onder invloed van het agrarisch  populisme ook weer wat teruggegaan in de tijd. Ze waren wel stappen aan het zetten om te gaan  denken over duurzame landbouw, maar onder druk van de rechterflank hebben ze in Europa  meegelobbied over lossere richtlijnen. Hiermee heeft LTO de kans gemist om in Europa het  speelveld te verhogen, want in Nederland worden ze geconfronteerd met grote druk in Nederland  om strengere regels te gaan instellen. 

Volgende kans is dat de landbouwsector ook een klimaatdoel krijgen gaat krijgen - naar 2030 of  2035 toe. Dit zit in het klimaatpakket dat in Juli is gepresenteerd. Alle sectoren hebben al  klimaatdoelen, dus de landbouwsector ontkomt er op termijn niet aan. Er komt een review aan die  de druk van het landgebruik ook bij de landbouw neerlegt. Nu moet dit geheel geleverd worden  door andere landgebruiksectoren als de bosbouwsector. Dit biedt ook mogelijkheden. Een derde mogelijkheid is dat de Groenen voor de eerste keer een allocatie voor biodiversiteit heeft  weten te krijgen in het totale EU budget. Het is nu nog 0, maar op termijn moet 10% van het  budget aan biodiversiteit worden besteed. Dit zal nooit lukken zonder gebruik van de  landbouwgelden. Ook hierin zit de verzekering dat halverwege de meerjarenbegroting moet worden  aangegeven hoe we de 10% voor biodiversiteit gaan halen. Dan komt dus het moment dat weer  serieus naar het landbouwbeleid gekeken gaat worden. 

De Green Deal biedt dus best wat aanknopingspunten om te verduurzamen. Dit is allemaal denkend vanuit het bestaande landbouwbeleid. Maar uiteindelijk zouden we echt  naar het verdienmodel van de landbouw moeten kijken en daarbij ook naar de financiële spelers  moeten betrekken. Veel boeren staan met de rug tegen de muur, zodat ze geen ruimte hebben om  te veranderen. De taxonomie voor vergroening gaat volgend jaar ook kijken naar biodiversiteit in  de landbouw. Ook dit levert weer kansen op. Maar helaas hebben we de eerste slag verloren en  moeten we kijken naar nieuwe kansen. 

Ook aan Bas konden twee mensen vragen stellen. De eerste was van Camiel Versluis: schat Bas in  dat traditionele landbouwsubsidies omgebogen kunnen worden naar subsidies voor duurzame  landbouw. Bas: de discussie over klimaat en biodiversiteit zal uiteindelijk leiden tot herziening van  de doelstellingen van het Europees landbouwbeleid. Het gaat eigenlijk nu nog steeds over  voorzieningszekerheid.  

Camiel: hebben lidstaten de mogelijkheid om duurzaamheidseisen te stellen aan voedsel? Bas: Hier zit de interne markt ons soms dwars. In Nederland is op een gegeven moment een  poging gedaan om duurzamere producten een andere prijs te geven. Dit is door de EU afgekeurd  omdat hiermee het consumentenbelang van de meest gunstige optie werd geschaad.  Camiel: kan je dan misschien de wetgeving voor voedselveiligheid gebruiken?  Bas: ik weet niet of je dat moet proberen. Ik zie meer in het pad van duurzaamheid, daar speelt nu  van alles.  

Gerrit Berkelder vertelt over de plattelandsgemeente Lochem die in gesprek is met boeren. Ze zijn  op zoek naar wat wel kan en ze gaan een groenfonds opzetten, onder meer vanuit de OZB, en dat  geld inzetten om boeren te betalen voor natuurbeheer. 10 jaar geleden had Lochem 500 boeren,  nu nog 300. We moeten wel handen overhouden om natuurbeheer te doen en dus boeren betalen  voor hun werk: het aanleggen van hagen en die ook beheren. Kan je daarvoor ook Europese  fondsen gebruiken?  

Bas: wat jullie willen kan gewoon. Als je van tevoren maar heel goed je doelen omschrijft, dan kan je best veel.  

 

De laatste spreker was Laura Bromet, die ons bijpraatte over de Nederlandse uitdagingen op het  gebied van landbouw en voedsel. Dat betekent nog meer somberheid. Het landbouwbeleid in de 

Tweede Kamer gaat heel sterk over de problemen waar we nu tegenaan lopen, waaronder het  stikstofprobleem, de afspraken in het kader van het Parijs Akkoord en de Kaderrichtlijn Water. Als je de doelstellingen op deze 3 punten wilt halen, dan moet je het beleid hierop gaan baseren.  Deze afspraken zijn weliswaar vastgelegd, maar zijn toch nog niet top of mind bij de  beleidsmakers. Er zijn nog te weinig stappen gezet en we gaan op deze manier de doelen niet  halen.  

Laura bezoekt veel boeren en herkent het beeld van agrarisch populisme. De reactie op haar  uitingen bestaat meestal uit 1) ontkenning, 2) wijzen naar een ander die de schuld heeft en 3) de  persoonlijke aanval. Alle drie de vormen komt zij vaak tegen. 

Landbouw hoort bij Nederland. Een heel groot deel van onze ruimte wordt beheerd door de boeren,  maar het moet wel op een manier die niet de leefomgeving aantast.  

Onder de boeren heb je grofweg 10% die niet wil bewegen, 10% voorlopers en 80% die wel wil,  maar niet weet hoe. GroenLinks kan zich richten op de 10% die wel wil. In de Trouw Duurzame 100  staan op de plekken 4,5 en 7 duurzame boeren initiatieven. Dat geeft hoop. De overheid zou deze  boeren van de toekomst veel meer moeten ondersteunen. Het is moeilijk voor deze mensen, het is  echt sappelen. Het verdienmodel is echt een moeilijk vraagstuk: hoe kunnen boeren nog geld  verdienen als ze beter voor de natuur moeten zorgen, minder dieren kunnen hebben, minder  kunstmest kunnen gebruiken en een deel van hun land verliezen, bijvoorbeeld aan hoger waterpeil.  Hoe kunnen we als overheid zorgen dat boeren dan toch nog kunnen leven? De overheid heeft beperkte middelen om in te grijpen: 

- belastingheffing: dat belasten wat niet bijdraagt aan de doelen die we nastreven - subsidiëring: boeren subsidiëren als ze bijdragen aan doelen die we willen bereiken - regelgeving: strengere regels maken het verdienmodel nog niet beter 

Er zal een heleboel moeten gebeuren om de doelen te behalen, maar het gevaar daarbij is dat de  boeren gezinsbedrijven verdwijnen. Als boeren alleen nog maar kan op heel grootschalige wijze,  dan is dat echt een verlies. 

Daarnaast is het goed om ons af te vragen of we nog willen produceren voor de wereldmarkt. De  grondprijzen in Nederland zijn heel erg hoog en het welvaartsniveau is dat ook. Dus concurreren  met de wereldmarkt is dan juist extra moeilijk. 

Het is heel jammer dat GroenLinks de komende jaren niet mee kan regeren. Maar hopelijk kunnen  we toch wat voor elkaar krijgen. 

We houden ons vast aan de koplopers die wel willen.  

Veel boeren klagen over de regelgeving. Als boeren aan de basisvoorwaarden voldoen, dan zou je  ze ook vrij kunnen stellen van bepaalde regels. 

Ook na de speech van Laura komen twee vragenstellers aan bod. De eerste is Paul Denekamp. Hij  gaat in op true pricing. Voedsel is te goedkoop. Hoe komen we los van de lage prijzen voor  voedsel? 

Laura: ik denk dat je gelijk hebt, maar dit is voor linkse partijen ook een moeilijke boodschap.  Het rare is dat de milieu effecten niet worden betaald en dat je bij een eerlijke prijs dus meer zou  moeten betalen voor je eten. Je zou er voor kunnen zorgen dat ook mensen met een lager 

inkomen ook nog hun eten kunnen blijven betalen, bijvoorbeeld omdat andere dingen zoals wonen  minder duur worden. 

De boodschap van duurder eten zal weinig stemmen opleveren. 

Na de kluwen van problemen die we hoorden van de drie sprekers werpen we de blik op de  toekomst. Alle drie geven ze hun visie op de belangrijkste punten waarvan zij vinden dat ze  moeten veranderen. 

Laura komt met een origineel idee van een voorkeursrecht waarbij boeren hun grond eerst moeten  aanbieden aan de overheid als ze willen stoppen. 

Elke dag stoppen er drie boeren in Nederland. Er zijn geen opvolgers. De grond gaat dan meestal  naar de buurman, zodat die wel kan groeien. Dat is heel jammer.  

Als deze grond eerst wordt aangeboden aan de overheid, dan kunnen we bekijken of daar een  maatschappelijk doel mee kan worden bereikt. Hiermee kan je als overheid heel veel sturing gaan  geven. Dit wordt niet zo vaak besproken in het openlijke debat. 

Vanuit het publiek wordt aangevuld dat dit systeem al bestaat in Frankrijk, dus dat we daar een  goed voorbeeld kunnen zien. 

JanDouwe wijst op de boerenbedrijven als een scharnierpunt in de hele discussie. Een radicale  omdraaiing van het modernisatieproject is om te gaan streven naar veel meer kleine bedrijven. De  enige manier om in de landbouw fossiele energie terug te brengen is om terug te gaan naar  kleinere bedrijven. Overigens is dit niet minder efficiënt. Uit onderzoek blijkt dat kleine bedrijven  de beste verhouding hebben tussen toegevoegde waarde en totale productiewaarde.  Een tweede punt is dat we voorbij het generieke beleid ruimte maken om coalities te sluiten met  groepen die willen vernieuwen en experimenteren. Hiermee kan je ook een verdieping bereiken  voorbij de Brusselse mogelijkheden en een tegenwicht bieden aan het agrarisch populisme. En ten derde accuut de 25 meest stikstof producerende bedrijven sluiten om maatschappelijke  ruimte te bieden aan vereiste ontwikkelingen. 

Tenslotte voegt Bas nog het punt toe van het veranderen van de doelstellingen van het Europese  landbouwbeleid. De boeren zien het nu als geld dat van hun is en daardoor wordt elke regel gezien  als een hindernis doe voor hen wordt opgeworpen. We moeten dus fundamenteel anders tegen het  Europese landbouwbeleid gaan kijken. 

Ten tweede noemt hij een fundamenteel andere kijk op handelsverdragen. Tot nu toe zijn die  voornamelijk gericht op het verlagen van drempels en daarmee een race to the bottom. Dat zou  een race to the top moeten worden. 

En ten derde sluit hij zich aan bij Laura en JanDouwe: denk vooral ook voorbij de mogelijkheden  die Brussel biedt. Dit wordt heel vaak als argument gebruikt om niet meer te hoeven doen, maar  we kunnen eigenlijk zo veel meer. Trap alsjeblieft niet in dat frame dat het niet kan en mag. Er is  echt nog veel meer mogelijk dan je doorgaans hoort.

Daarna kwamen vragenstellers uit het publiek aan het woord. De eerste vraag kwam van Ate  Flapper. Hij geeft aan dat er geld nodig is om het verkleinen van de sector op te vangen. Dat is  eenmalig, maar er is ook inkomenssteun nodig voor boeren die zich staande moeten houden onder  slechte omstandigheden (bijvoorbeeld boeren in de veenweidegebieden). Daarnaast moeten we de  landbouwsubsidies niet meer baseren op de hoeveelheid areaal en dit zou gebaseerd moeten zijn  op natuurinclusies en circulair boeren. 

Laura geeft aan dat de eenmalige investering voor de transitie een heikel punt is. Als GroenLinks  hebben wij heel veel wensen, bijvoorbeeld de lonen in de zorg. Toch is de hele fractie er nu van  overtuigd dat hiervoor extra geld benodigd is. Maar je moet het wel slim doen en uitkijken voor  ongewilde neveneffecten. 

Ate vult ook aan dat je voor deze eenmalige investering ook een beroep zou kunnen doen op de  banken en financiers in de vorm van een agrarische heffing. 

Daarna komt een vraag van Camiel Versluis aan bod. Zijn observatie is dat we bij verduurzaming  meteen aan subsidies denken. Hij merkt ook scherp op dat we praten over personen, maar het  eigenlijk over bedrijven hebben. Als je nou eens uitzoomt, hoe kunnen we dan optimaal gebruik  maken van de regelgevende macht in plaats van steeds maar naar de portemonnaie te kijken. JanDouwe is het daarmee eens: we hebben in Nederland het mantra dat alle oplossingen in de  landbouw moeten verlopen via subsidies in technologische oplossingen. Dit is als het ware een  reflex van de absurde situatie die we hebben bereikt. Degene die het meest vervuilt krijgt hierdoor  -in tegenstelling tot in de rest van de maatschappij- de meeste subsidie. 

Met simpele bedrijfsaanpassingen zou je de milieudruk sterk terug kunnen brengen en meer  kunnen gaan verdienen. De oplossingen zijn er dus en zijn ook uitgebreid gedocumenteerd. Maar  dit wordt stelselmatig genegeerd door LTO en het ministerie. Hier liggen echt kansen voor  GroenLinks om te benadrukken dat we de transitie op een veel goedkopere manier kunnen  bewerkstelligen. 

Raymond Zijp voegt toe dat natuursubsidies worden gekoppeld aan productie. Kijk naar de  biodiversiteitsmonitor in het Deltaplan Biodiversiteit. Dit strookt niet met de wens om de  schaalvergroting af te remmen. We betalen nu de natuureffecten door middel van productie. JanDouwe is het hiermee eens. Natuurinclusievere bedrijven dragen in de kern een verdienmodel in  zich wat een belofte is voor de toekomst, maar ze worden juist dwars gezeten door het bestaande  beleid. Juist dat moet doorbroken worden. 

Tenslotte komt Sybrand Bouma aan het woord. Hij is biologisch melkveehouder. Hij kijkt  tegenwoordig steeds meer naar systeemlandbouw. Als je in systemen gaat denken, dan kan je ook  oplossingen vinden omdat je niet meer alles over 1 kam hoeft te scheren. Eigen monitorings en  belongingssystemen zijn belangrijk. De berekeningen uit de gangbare systemen geven verkeerde  prikkels. Daarom moet je coalities sluiten met systemen waar je wel kan laten zien dat het werkt.  Dat scheelt veel energie en je bereikt veel meer. 

Denken in systemen maakt ook dat je niet steeds hoeft te kijken naar wet- en regelgeving. Dat  stimuleert dat die 80% het die Laura noemde het gaat zien.

Verder een oproep om het eenmalige geld te investeren in extensivering en in systemen die daarin  passen. 

En nog een verwijzing naar consumentenvoorlichting. Supermarkten kijken alleen maar naar prijs.  Maar consumenten kunnen ook onderdeel zijn van de oplossing. Als we dat goed doen, dan kan  ook trots ontstaan en dan krijg je uiteindelijk de markt mee. 

Bas voegt toe dat we mensen nog veel te weinig aanspreken op trots, ook als het gaat om lokale  producten. Daarmee zouden we consumenten veel meer kunnen triggeren. De Oostenrijkse  Groenen campaignen ondanks alle gevoeligheden al veel meer op de Heimat. Dat is een kans voor  GroenLinks in Nederland: De Nederlandse Heimat-producten om trots op te zijn. 

 

Kernpunten / Key take-aways van deze eerste inspiratiesessie 

- de uitdagingen waar de hedendaagse landbouw voor staat vloeien voort uit het  moderniseringstraject dat vanaf de jaren ’60 is ingezet. Agro-industrie, banken, Ministerie  van Landbouw, kennisinstellingen hebben zich allemaal geschaard achter het doel van  doorgaande groei. Dit project van doorgaande groei gaat steeds scherper botsen met een  aantal ecologische en 

maatschappelijke grenzen; biodiversiteit, landschappen worden verstoord, problemen  met voedselveiligheid, dierenwelzijn, volksgezondheid, leefbaarheid van het platteland,  kracht van plattelandseconomie uitgehold. 

- Het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) wordt nu goedgekeurd in het  Europees Parlement, maar zal de veranderingen in de landbouw niet bespoedigen omdat  een groot deel van de subsidies nog steeds naar nauwelijks duurzame initiatieven kan gaan.  Maar er zijn wel degelijk mogelijkheden. De nieuwe Green Deal in Europa biedt handvatten,  want die doelstellingen gaan veel verder en zullen op termijn ook impact hebben op de  landbouw.  

- We moeten fundamenteel anders tegen het Europese landbouwbeleid gaan aankijken en ons  inzetten voor andere doelstellingen. Boeren zien de landbouwsubsidies nu als geld van hun.  Daarmee zien ze elke regel als een hindernis. Dat moet veranderen.  

- GroenLinks kan zich richten op de 10 procent boeren die wel wil veranderen. De overheid  zou deze boeren van de toekomst veel meer moeten ondersteunen. Het gaat erom dat elke  overheidsmaatregel daar de komende jaren aan moet bijdragen. Een voorbeeld daarvan is  het voorkeursrecht bij het verkopen van grond, waarbij de overheid eerst de kans heeft om  agrarische grond te kopen en op die manier kan sturen in het toekomstige grondgebruik  (naar voorbeeld van Frankrijk) 

- Iedereen bevestigt het belang van een goed verdienmodel: hoe kunnen boeren nog geld  verdienen als ze beter voor de natuur moeten zorgen, minder dieren kunnen hebben, 

minder kunstmest kunnen gebruiken en een deel van hun land verliezen, bijvoorbeeld aan  hoger waterpeil? De beloningen vanuit overheid en markt gaan in het huidige verdienmodel  naar de verkeerde handelingen. 

- De financiers van de Nederlandse agrarische sector kunnen een belangrijke rol pakken in de  transitie, juist door ruimte te bieden voor de koplopers en het verdienmodel de juiste  prikkels te geven. Op dit moment liggen daar zeker nog kansen. 

- De vraag is ook of we nog moeten willen concurreren met de wereldmarkt om zo goedkoop  mogelijk voedsel, vooral omdat grondprijzen en welvaartsniveau in Nederland erg hoog zijn.  Handelsverdragen zijn nu voornamelijk gericht op het verlagen van drempels en daarmee  een race to the bottom. Ze zouden het belonen van duurzaam geproduceerd voedsel juist  moeten belonen.